31 december 2011

Srećna Nova Godina

Ik wens alle lezers en bezoekers van mijn weblog een gelukkig nieuw jaar!
Sre
ćna Nova Godina, zoals men zegt in Servië.


Een jaar geleden begon ik aan mijn weblog ‘Mijn Novi Sad’, over Novi Sad, Vojvodina, Servo-Kroatische literatuur, kunst en muziek. Achtendertig (38) berichten heb ik tot nu toe geschreven (zevenendertig in het Nederlands; één in het Engels). Drieëndertighonderd (3300) keer is mijn weblog in 2011 bezocht. Van die 3300 kwamen er ruim bezoekers 2500 uit Nederland. Op de tweede plaats, met grote achterstand, België met bijna 200 bezoeken. Op de derde plaats Servië met 196 bezoeken. Daarna de VS met 153, Duitsland met 99 en Rusland met 67 bezoeken.

De tien meest bezochte pagina’s (weblogberichten) in 2011 zijn Szentendre (152 pageviews), Paja Jovanović (90 pageviews), De bruggen van Novi Sad (70 pageviews), Laza Kostić (56 pageviews), Petrovaradin (43 pageviews), Goran Bregović in concert (38 pageviews), Jovan Jovanović Zmaj (34 pageviews), Servisch-orthodoxe kerken (31 pageviews), Kloosters in Fruška Gora (31 pageviews), Novi Sad razzia 1942 (30 pageviews).

De meest gebruikte zoektermen zijn: mijnnovisad (58x), volksverhuizingen (32x), volksverhuizing (23x), andrej tisma (19x), tauben fliegen auf (16x), mijnnovisad blogger (14x), grote volksverhuizing (10x), djordje balasevic (9x), novi sad restaurant het einde van de wereld (8), štrand novi sad (8). Maar ook zonder een zoekterm is mijn weblog gevonden. Er zijn mensen die mijn website als favoriet hebben gekenmerkt. Anderen, zelf bloggers, volgen mijn weblog. Aan kennissen stuurde ik via mail of Twitter een link zodra ik een nieuw bericht had gepubliceerd. En ik had, ik weet niet hoe, een link gekregen op de Servië startpagina. Maar dit is slechts een selectie van de wijzen waarop men mijn weblog heeft gevonden.

Ook in 2012 ga ik weblogberichten schrijven. Wel zal de frequentie minder zijn. Welke onderwerpen ik ga behandelen, hangt mede af of ik Vojvodina weer ga bezoeken. Ik hoop van wel. In ieder geval ben ik voornemens berichten te maken over Servo-Kroatische literatuur, zowel van de klassiekers als van nieuwe uitgaven. Tot volgend jaar!

25 december 2011

Stefan Milenković

Een week geleden had ik nog nooit van Stefan Milenković gehoord. Maar dinsdag aanstaande treedt hij op – hij speelt viool – in Novi Sad. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt.

Milenković werd in 1977 in Belgrado geboren. Op driejarige leeftijd begon hij met vioolspelen. Op 16-jarige leeftijd had hij al duizend concerten geven. Hij speelde op jeugdige leeftijd onder meer voor de Amerikaanse president Ronald Reagan, Sovjetleider Michail Gorbatsjov en paus Johannes Paulus II. In 1994 werd hij uitgenodigd te studeren aan de Juilliard School, het prestigieuze conservatorium in New York. Bij internationale concoursen eindigde hij als winnaar of finalist. In 2003 werd hij benoemd tot universitair docent aan de Juillard School. Op zijn tournees werkte Stefan samen met beroemde orkesten en gerenommeerde dirigenten. Tegenwoordig is hij universitair hoofddocent viool aan de Universiteit van Illinois. Behalve als begaafd violist staat Stefan Milenković ook bekend om zijn humanitaire betrokkenheid. Voor een uitgebreide biografie verwijs ik naar zijn website.

Dinsdagavond 27 december aanstaande treed hij dus op, samen met het kamerorkest Gudači Svetog Đorđa (de strijkers van Sint Joris) in de Synagoge van Novi Sad. Een uitverkocht galaconcert. Op het programma staan de Vier Seizoenen in Buenos Aires (voor viool en strijkers) van de Argentijnse bandeonist Astor Piazzolla, La Campanella van de Italiaanse vioolvirtuoos Niccolò Paganini en de Serenade voor strijkers van de Russische componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (met de bekende wals). Een gevarieerd programma dus. Stefan zal zijn kunsten in ieder geval vertonen in het middendeel: La Campanella. Of hij ook mee zal spelen in Piazzola’s Vier Seizoenen weet ik niet. Tsjaikovski’s Serenade zal door het kamerorkest worden uitgevoerd. Ik kan er helaas niet bij zijn. En dat is jammer, niet alleen vanwege de musici en het programma, maar ook vanwege de ambiance. Dat laatste weet ik uit ervaring; zie mijn weblogbericht Een concert in de Synagoge.

24 december 2011

Slava

Een slava is een Servische feestdag, de dag waarop een Servische familie haar familieheilige eer bewijst. Iedere familie heeft een eigen familieheilige. Maar omdat er veel meer families zijn dan familieheiligen worden de heiligen gedeeld. De bekendste familieheiligendagen zijn Sveti Jovan op 20 januari, Sveti Djordje (Đorđe) op 6 mei en Sveti Nikola op 19 december. Sveti is Servisch voor ‘heilige’ of ‘sint’ en kan worden afgekort tot Sv. Uit de namen van deze feestdagen blijkt dat de viering van een slava een religieuze oorsprong heeft. De Servisch orthodoxe kerk laat er dan ook niets aan gelegen voor te schrijven hoe een slava moet worden gevierd. Hele boeken zijn daarover geschreven. Maar hoewel de kerk na de val van het communisme weer een belangrijke factor in het Servische leven is geworden, is het orthodoxe doel van de feestdag hier en daar wat verwaterd. Serviërs houden van feestdagen. Niet alleen families hebben tegenwoordig een slava, ook dorpen en steden hebben een slava. Belgrado heeft een slava op Hemelvaartsdag: Spasovdan (dan is Servisch voor dag). Vroegere communisten en jongeren vieren op 29 november Titovdan, een slava die niet verwijst naar een religieuze heilige, maar naar hun vroegere partijleider Josep Tito. Voor veel gezinnen is hun slava het sociale hoogtepunt van het jaar. Vrouwen staan dagenlang in de keuken om traditionele gerechten te maken. Op de eerste dag van de viering komt familie langs en blijft eten. Op dag twee volgen meestal vrienden. Cadeaus horen erbij, bijvoorbeeld rode wijn, suiker, koffie of bloemen.

Sveti Djordje (Sv. Đorđe) is één van de belangrijkste patroonheiligen in het orthodoxe geloof. Djordje stierf voor zijn geloof en werd dus een martelaar. Meestal wordt hij te paard afgebeeld terwijl hij een draak dood (Sint Joris en de draak). Op 6 mei in de gregoriaanse kalender is het de naamdag van Sv. Đorđe: Đurđevdan, een heel belangrijke slava. Op deze dag wordt ook het begin van de lente gevierd. De viering van Đurđevdan is, vanwege de orthodoxe oorsprong, een Servische aangelegenheid. Voordat Joegoslavië uiteen viel werd Đurđevdan ook gevierd door andere religieuze en etnische groepen. Lees bijvoorbeeld het prachtige boek uit 1966 van Meša Selimović, Derviš i smrt. Helaas is het niet in het Nederlands vertaald, maar wel in het Engels: Death and the Dervish. Đurđevdan is ook de titel van een nummer uit 1988 van de beroemdste Joegoslavische rockband aller tijden: Bijelo dugme (Witte knop). Deze band kwam uit Sarajevo en één van de leden was Goran Bregović.

11 december 2011

Eten bij Serviërs thuis

Onlangs kregen wij een uitnodiging voor een etentje bij Servische kennissen: één familie, drie generaties. Die uitnodiging accepteerden we graag. Niet alleen omdat onze kennissen goed gezelschap zijn, maar ook omdat het bereiden van voedsel een belangrijk onderdeel is de Servische familietraditie en gastvrijheid, en omdat we uit ervaring weten dat de Servische keuken niet te versmaden is.

De Servische gastvrijheid begon direct bij binnenkomst. De vader van de gastvrouw bood ons een glaasje uit Servië meegenomen rakija aan. Dat kon en wilde ik niet weigeren. Een toast op elkaars gezondheid hoort daar bij: Živeli! Het smaakte mij uitstekend, ondanks het alcoholpercentage en ondanks het feit dat ik bijna nooit brandewijn drink. Een ouzo zo nu en dan, maar veel sterker dat een Italiaanse amari drink ik gewoonlijk niet. Het woord rakija, dat afstamt van het Arabische al-arak en dat als drank door de Turken is meegenomen naar het aloude wijnland Servië, is een verzamelnaam voor brandewijn. Want een rakija kan je maken van veel soorten fruit (bijvoorbeeld van druiven, abrikozen, appels, peren of pruimen) en met verschillende aromatische kruiden. Wij kregen een Stomaklija, een rakija op basis van pruimen en alsem. Deze rakija wordt ook medicinaal gebruikt; het schijnt heilzaam te zijn voor buikklachten.

Het diner bestond uit een veelheid aan gerechten, gepresenteerd in vier gangen. Als voorgerecht werd ons een gibanica, een Servische kaastaart, voorgezet. Je spreekt het uit als [kiebanietsaa]. De taart bestaat uit lagen filodeeg met daartussen een mengsel van witte kaas (het liefst švapski sir, een Servische cottage cheese, maar feta of Hüttenkäse kan ook), eieren en crème fraiche. Daarna een gevulde soep, teleća čorba sa knedlama, met Turks brood. Het Servisch kent twee woorden voor soep: supa en čorba. De eerste is een heldere soep, de laatste een gebonden. De soep die wij voorgeschoteld kregen was rijk gevuld met onder andere noedels en kalfsvlees. Het hoofdgerecht bestond uit stukken kalfsbiefstuk in een saus, teleće šnicle u saftu, met daarbij een Servische salade (srpski salata) en, niet typisch Servisch, asperges (špargle). Een zware Russische huzarensalade, gemaakt door de vader van de gastvrouw, bleef onaangetast in de koelkast. Toe kregen we ijs met warme chocoladesaus, sladoled & čokoladni preliv, en een Servisch flensje met appel: jabuke u šlafroku. Voor hen die trek hebben gekregen in al dit lekkers, de bijbehorende recepten zijn op internet te vinden.

Tot onze verrassing schonken de gastvrouw en gastheer een bijzondere dessertwijn: een witte Bremet uit Sremski Karlovci (Beli Bermet iz Sremskih Karlovaca). In Sremski Karlovci, een bezienswaardig en historierijk plaatsje nabij Novi Sad, waren we vorig jaar even geweest, overigens zonder de tijd te hebben gehad om de bekende wijnkelders te bezoeken. De Bremet is een (rode en witte) wijn met een historie. Ten tijde van het Habsburgse rijk was de Bremet populair aan het hof en bij de aristocratie in Wenen. In de 19de eeuw werd de wijn al naar Noord-Amerika geëxporteerd. En de Bremet uit Sremski Karlovci was één van de wijnen die op de Titanic werd geserveerd.

Prijatno! Smakelijk eten, en dat was het. De gastvouw zorgde ervoor dat onze borden en wijnglazen gevuld bleven. En dat wij gasten aten en dronken. Maar daarvoor was echt geen aanmoediging nodig. We wisten het al, in Servië kan je goed eten; zie mijn weblogbericht Eten, drinken en'sladoled'. Maar de copieuze en smaakvolle maaltijd die wij bij onze Servische vrienden voorgeschoteld kregen hebben we in de annalen bijgeschreven. Hvala vam na gostoprimstvu! Hvala vam za divno veče!

3 december 2011

Het Athene van Servië - 2

In mijn weblog van 8 oktober jongstleden, met als titel ‘Het Athene van Servië’, over hetgeen Novi Sad te bieden heeft op het gebied van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, daarbij verwijzend naar onder meer de universiteit van Novi Sad en de wetenschappelijke instituten Matica Srpska en SANU, schreef ik: “Helaas biedt Servië niet veel werkgelegenheid voor wetenschappers. Daarom vertrekken vooral de hoogopgeleide jongeren naar het buitenland om daar hun geluk te beproeven. En hoewel het westen dankbaar profiteert van deze in Servië opgeleide hoogvliegers is dit voor Servië zelf niet zo goed; het land zou hoopgeleide jongeren op belangrijke posten goed kunnen gebruiken.”

In de B92-nieuwsmail van zondag 20 november jongstleden het volgende bericht: SANU marks 170th anniversary. Dit jubileum werd gevierd in Belgrado. De huidige Servische president Boris Tadić was één van de sprekers. Hij zei onder andere het volgende: “We do not want to educate young researchers for others who are wealthier than us, instead we would like to create good working and living conditions and perspective for them so that they could realize their professional goals here and contribute to the advancement of economy, social and cultural life in their own country”. En de minister van onderwijs en wetenschap, Žarko Obradović, betoogde: “Serbia has one of the most important resources namely human resources - competent scientists, researchers, experts, and therefore it has to earmark much more funds for science and education.” “Te laat”, reageerde een hoogopgeleide Servische kennis van mij. Ik begrijp haar. Maar ik zou daar aan willen toevoegen: “Beter laat dan nooit”.   

2 december 2011

Tauben fliegen auf - 2

Het heeft even geduurd, maar eindelijk is daar de vertaling van Tauben fliegen auf, de roman van de Zwitserse schrijfster Melinda Nadj Abonji, die voor dit boek in 2010 de Deutsche Buchpreis won. In april jongstleden schreef ik al een blogbericht over dit prachtige boek, dat handelt over een Hongaarssprekend Servisch gezin dat naar Zwiterland is geëmigreerd, maar nog regelmatig terugkeert naar de Vojvodina. De vertaling heeft de weinig verrassende titel Duiven vliegen op gekregen. Een Servische vertaling, met de te verwachten titel Golubovi uzleću, laat nog op zich wachten.

13 november 2011

Servische wetenschappers

Dit blogbericht is niet geschreven voor hen die meer dan oppervlakkig geïnteresseerd zijn in wetenschappelijk onderzoek en de prestaties op dit gebied van Servische wetenschappers. Geïnteresseerden weten over dit onderwerp veel meer dan de auteur van dit blogbericht. Met dit bericht heeft de auteur niet alleen een bescheiden doel maar ook een specifieke doelgroep voor ogen: zij die niet bekend zijn met de wetenschapsgeschiedenis en met de rol daarin van ‘Servische’ wetenschappers. Die rol valt niet te onderschatten. Kortom, in dit blogbericht zal ik een aantal Servische wetenschappers voor het voetlicht brengen die in de afgelopen anderhalve eeuw faam hebben gemaakt. En dat zijn er niet weinig. Deze introductie zal zich echter beperken tot niet veel meer dan ‘name dropping’ van de meest bekenden onder hen. Voor wie meer weer weten over Servische wetenschappers: het Servische consulaat in New York, bijvoorbeeld, geeft op haar website onder de kop Our Country ook informatie over Great Serbian scientists met links for further reading. Of zoek en vind met Google!

Mileva Marić, geboren in Titel vlak bij Novi Sad, was een vooraanstaand wiskundige. Ze is ook bekend geworden als de eerste vrouw van Albert Einstein. Over Mileva Marić heb ik al geschreven in januari van dit jaar.

Ook Mihajlo Idvorski Pupin (1858-1935) heb ik al genoemd in mijn blog. Een grote boulevard in Novi Sad is naar hem vernoemd. Pupin was natuur- en scheikundige. Hij is beroemd geworden door zijn vele patenten, waaronder een patent op een techniek waarmee telefoongesprekken over grote afstanden konden worden gevoerd. Mihajlo is geboren in Pančevo, nabij Belgrado, maar verhuisde al op zestienjarige leeftijd naar de Verenigde Staten. Vandaar dat zijn naam meestal wordt gespeld als Michael I. Pupin. In Belgrado draagt een vooraanstaand onderzoeksinstituut op het gebied van ICT zijn naam: Institute Mihailo Pupin.

De beroemdste Servische wetenschapper is wellicht Nikola Tesla (1856-1943), een tijdgenoot van Edison en Marconi. Laatstgenoemden kent iedereen. Maar Tesla is veel minder bekend. En toch was hij minstens zo geniaal en is zijn betekenis minstens zo groot. Hij, en niet Marconi, is de uitvinder van de radio. En hij is het die talloze toepassingen voor wisselstroom heeft uitgevonden. Maar Tesla was niet alleen een geniaal intuïtief uitvinder, één van de grootste aller tijden, maar ook een zonderling met dwangmatige neurosen. Kortom, een boeiende persoonlijkheid. Lees bijvoorbeeld het artikel over Tesla uit Intermediair van 18 mei 1990. Tesla is geboren in wat tegenwoordig Kroatië heet en heeft het grootste deel van zijn werkzame leven doorgebracht in de Verenigde Staten. Desalniettemin is men in Servië terecht trots op hem: in Belgrado is een museum aan hem gewijd en de nationale luchthaven van Servië draagt zijn naam.

Het levenswerk van Milutan Milanković, een ingenieur en geofysicus, bestond uit het opstellen van een wiskundige theorie over de variaties in de baan van de aarde om de zon. Deze theorie, geformuleerd in de zogenaamde Milanković-parameters, geeft een verklaring voor de cyclische variaties in de excentriciteit van de aardbaan en daarmee voor de klimaatveranderingen over grote tijdsperioden. Wil je meer weten over deze ingewikkelde materie, lees dan bijvoorbeeld het Wikipedia-artikel Milankovitch cycles.

Josif Pančić (1844-1888) was een botanist. Op advies van Vuk Stefanović Karadžić, die hij in Wenen leerde kennen, vestigde Josif zich in Servië teneinde de plantenwereld van Servië te onderzoeken en vast te leggen in wetenschappelijke publicaties. Daartoe ondernam hij diverse wetenschappelijke reizen door heel Servië. Op zijn initiatief werd in Belgrado een botanische tuin aangelegd. Zijn onderzoeksresultaten waren dusdanig dat hij de meest onderscheiden Europese botanist van de 19de eeuw werd.
 
Als alfa kan ik niet eindigen zonder op zijn minst één taalwetenschapper en één historicus te noemen. De hierboven genoemde Vuk Stefanović Karadžić was linguïst en grondlegger van de moderne Servische taal. Over hem later meer. De historicus die ik hier wil noemen is Dejan Medaković (1922-2008). Medaković was onder meer president van de Servische Academie voor Wetenschappen en Kunsten (SANU) en een vooraanstaand lid van de Matica Srpska. Als historicus hield hij zich niet alleen bezig met, bijvoorbeeld, de geschiedenis van het Servische volk, maar ook met Servische kunst van de middeleeuwen tot en met de moderne tijd. Maar zijn interesse ging vooral uit naar de zogenaamde Servische barok uit de 18de en 19de eeuw. Ook hierover zal ik later publiceren. 

8 oktober 2011

Het Athene van Servië

Etiketten als ‘Het Athene van Servië’ en ‘Het Gibraltar aan de Donau’ (zie mijn blogbericht over Petrovaradin) hebben als doel Novi Sad op de wereldkaart te zetten door de stad te vergelijken met wereldberoemde plaatsen, door het een status te geven die het op eigen kracht niet kan bereiken. Dergelijke metaforen zijn veelal tot mislukken gedoemd en bovendien niet nodig. Wie Novi Sad kent weet dat zij veel te bieden heeft en unieke charmes bezit. Het etiket ‘Het Athene van Servië’ stamt uit de 19de eeuw, toen het wetenschappelijke en culturele instituut Matica Srpska verhuisde van Pest in Hongarije naar het Platoneum-gebouw in Novi Sad. (Matica Srspka betekent ‘Servische bijenkorf’ en wordt uitgesproken als ‘Matitsa Serspka’.) De metafoor ‘Het Athene van Servië’ heeft als doel Novi Sad voor te stellen als een stad van academische wijsheid, net als Athene in de tijd van Plato’s Academia (een school voor wijsgeren). Ik laat de metafoor voor wat die waard is en zal inventariseren hetgeen Novi Sad nu daadwerkelijk te bieden heeft op het gebied van (pre- en post-) academisch wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Maar laat ik voorop stellen dat ik geen volledigheid nastreef.

Institute of Physics,
Universiteit Novi Sad
Novi Sad heeft sinds 1960 een eigen universiteit, de Univerzitet u Novom Sadu, in grootte de tweede staatsuniversiteit van Servië met meer dan 40.000 studenten, ongeveer 3000 stafmedewerkers en veertien faculteiten, waaronder ‘wetenschappen’ (natuurkunde, biologie e.a.), technologie en technische wetenschappen (vergelijkbaar met onze TU’s), rechten, medicijnen, landbouw, filosofie, kunsten. De meeste faculteiten bevinden zich op de campus in Novi Sad (tussen de Donau en het SPENS sport- en winkelcentrum), maar er zijn ook een paar elders in Vojvodina: in Zrenjanin, Sombor en Subotica. Uiteraard geeft de universiteit cursussen Servisch voor hen die aan de universiteit een opleiding willen volgen of onderzoek willen doen. Een fictief sfeerbeeld van hoe het er bij de vakgroep Biologie in de jaren negentig aan toeging kan je lezen in Borislav Čičovački’s roman Sleutelkruid. Voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs heeft Novi Sad vier gymnasia, waarvan het gymnasium Jovan Jovanović Zmaj het bekendste en oudste is. Hier kan gekozen worden voor wat wij noemen een alfa- of een beta-richting. Maar ook het goed bekend staande talengymnasium in het naburige Sremski Karlovci wil ik hier noemen.

Helaas biedt Servië niet veel werkgelegenheid voor wetenschappers. Daarom vertrekken vooral de hoogopgeleide jongeren naar het buitenland om daar hun geluk te beproeven. En hoewel het westen dankbaar profiteert van deze in Servië opgeleide hoogvliegers is dit voor Servië zelf niet zo goed; het land zou hoopgeleide jongeren op belangrijke posten goed kunnen gebruiken. Wetenschappers die in Novi Sad blijven en buiten de universiteit of de researchafdelingen van bedrijven (onbetaald) wetenschappelijk onderzoek willen doen kunnen lid worden van het eerder genoemde Matice Srpske of van de Srpske Akademije Nauka i Umetnosti (SANU). Beide wetenschappelijke instituten liggen op loopafstand van elkaar in het oude centrum van Novi Sad.

Sava Tekelija,
oprichter van Matica Srpska
Het Matica Srpska is het oudste literaire, culturele en wetenschappelijke instituut van Servië. Het werd in 1826 gesticht in Pest. Het doel van dit instituut was en is om het Servische volk te verlichten en de Servische cultuur te presenteren in Europa. Dat doel wordt nagestreefd middels tentoonstellingen, lezingen, congressen en publicaties. Het instituut heeft ongeveer 2000 leden die zich onder meer bezig houden met het schrijven en publiceren van wetenschappelijke boeken en tijdschriften. Hun tijdschrift Lepotis is het oudste literaire tijdschrift in de wereld. Het instituut, dat na een aantal omzwervingen in de stad sinds 1926 is gehuisvest in een gerenoveerd weeshuis op de hoek van de Ulica Matice Srpske en Trg Marije Trandafil, herbergt een gigantische bibliotheek, die ook als universiteitsbibliotheek dienst doet. Gelieerd met dit instituut is ook de Galerija Matice Srpska.

Het Platoneum-gebouw aan de Nikole Pašića 6, waar de Matice Srpska in 1864 werd gehuisvest, huisvest nu een tak van de SANU, de Servische Academie voor Wetenschap en Kunst. De tak van de SANU in Novi Sad voert zelfstandig of in samenwerking met de SANU wetenschappelijke onderzoeksprojecten uit. In het Platoneum-gebouw bevinden zich een bibliotheek, een portrettengalerij en diverse leeszalen. Een belangrijk deel van de bibliotheek bestaat uit legaten. Zo is ook een deel van de bibliotheek van Aleksandar Tišma, en een buste van hem, hier te vinden.

31 augustus 2011

Đorđe Balašević

Đorđe Balašević is een zanger en liedjesschrijver uit Novi Sad. En niet de eerste de beste. Djordje Balašević – je mag Đorđe ook schrijven zoals je het uitspreekt – heeft al een lange muzikale carrière achter de rug; zie bijvoorbeeld zijn biografie op Wikipedia. Hij is bijzonder populair in Servië en omringende landen. Zijn populariteit komt niet alleen vanwege zijn goed in het gehoor liggende en professioneel uitgevoerde melodieën, maar ook door zijn teksten, zijn humor en zijn live optredens, die soms wel vier uur duren en waarbij hij tussen de nummers door veel praat. Wellicht dat hij hierdoor onbekend is in niet-Servisch sprekende landen. Wil je in Nederland een CD van hem aanschaffen dan ben je aangewezen op een Servische webwinkel, Yu4You bijvoorbeeld.

In een vorig blogbericht heb ik geschreven over die andere grote man uit de Servische muziekwereld: Goran Bregović. Maar Djordjes muziek laat zich niet vergelijken met die van Goran. Goran is veelzijdig, maar staat vooral bekend om swingende en opzwepende Balkan Brass die hij met zijn Wedding & Funeral Orchestra ten gehore brengt. Djordje daartegenover maakt vooral luisterliedjes.

Maar hoe kan ik Djordje beter introduceren dan een paar nummers van hem te laten horen? Het is echter niet eenvoudig een keuze te maken uit al die mooie songs. Van zijn album Dnevnik starog momka uit 2001 heb ik gekozen voor het prachtige Nevena, Ankica, Anita en Anđela. Op zijn 'Dagboek van een oude vrijgezel', zoals de titel van de CD vertaald kan worden, geeft Djordje, die geen vrijgezel is, blijk van zijn humor door alle twaalf nummers een vrouwennaam te geven terwijl je als je de beginletters van die titels achter elkaar zet dan krijg je Olja je najbolja, hetgeen betekent ‘Olja is de beste’. Daarbij moet je wel weten dat Olja de bijnaam van zijn vrouw Olivera is. Van de verzamel-CD The Platinum Collection heb ik gekozen voor Devojka sa čardaš nogama, Ćaletova pesma en Ne volim januar. Van deze laatste nummers heb ik ook mooie live uitvoeringen gevonden: klik hier, hier en hier. Prachtige muziek!

28 augustus 2011

Een concert in de synagoge

Aan de Ulica Jevrejska (Jodenstraat) in Novi Sad staat de grote synagoge. Tegenwoordig functioneert het gebouw als concertzaal. Wij wilden de synagoge bezoeken mede omdat het gebouw in Aleksandar Tisma’s Het Boek Blam een belangrijke rol speelt. Tijdens ons verblijf hadden we de keuze tussen een tweetal concerten. We kozen voor het Vojvodina Symphony Orchestra (Vojvođanski Simfoničari) met een Italiaanse dirigent – Nicola Giulliani – en een Franse solofluitiste – Magali Mosnier.

De zaal is indrukwekkend; een grote witte koepelruimte met oosterse ornamenten. Architectonische decoraties die herinneren aan de oorspronkelijke functie van dit gebouw. Grote platen met Hebreeuwse letters: de tien geboden van Mozes. Lange rijen dicht op elkaar staande houten kerkbanken.

Het concert was de moeite waard. Van Mozart werden zijn ouverture uit 'De bruiloft van Figaro' en zijn concert voor fluit en orkest K.313 gespeeld. Na de pauze volgde de achtste symfonie van Beehoven. Ik was benieuwd naar de akoestiek, want die zou goed zijn. Slecht was het niet, maar de muziek leek een beetje te verdwijnen in de ruimte, in de galm.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de synagoge het ‘Dulag’, het Durchgangslager voor te deporteren joden uit Novi Sad en omgeving. Drie dagen en nachten, tot aan hun vertrek naar het concentratiekamp Auschwitz, moesten de joden in de synagoge blijven. Tišma beschrijft dit proces in zijn Het boek Blam als een rustige aangelegenheid met maar één dissonant: de honden die in het kielzog van hun joodse baasjes voor de synagoge arriveerden, en die, trouw als ze waren, buiten de poort bleven wachten. En die, tenslotte, onbegrijpend en alleen tussen de rails bij het station achterbleven. Een aangrijpende scene in Tisma’s prachtige boek.

In het laatste hoofdstuk beschrijft Tišma Blam’s overpeinzingen tijdens een concert in de synagoge, een paar decennia na afloop van de oorlog. Blam, zelf een jood, was tijdens de oorlog de dans ontsprongen. Getrouwd met een niet-joodse vrouw kon en wilde hij buitenstander blijven. In de pauze ontmoet Blam de jood Leon Funkenstein, een oude bekende. Funkenstein heeft Auschwitz overleefd omdat hij – als violist– in opdracht van de nazi’s voor gedeporteerde joden muziek moest spelen. Leon is in een feestelijke stemming; hij leeft en is verzot op muziek. Blam beschouwt de onbezorgde directheid op deze voor joden beladen plek, ook al is het nu een concertzaal, als ongepast. Doet Leon zo omdat hij hier als jood geen indringer is? Dat idee benauwt Blam nog meer. Alsof zij naar de synagoge zijn gekomen om te benadrukken dat deze plek aan hen toebehoort, aan de overlevenden: “Dit was ooit van mij”. Ook Blam heeft de oorlog overleefd, maar in tegenstelling tot Funkenstein kan hij niet genieten van de muziek. Een vaag schuldgevoel knaagt aan hem. Hi heeft de oorlog overleefd omdat hij zich heeft kunnen opstellen als buitenstaander. Maar juist daarom heeft hij de oorlog niet kunnen afsluiten, heeft hij moeite te leven in het heden en ervaart hij het concert als bevreemdend. Blam voelt dat hij hier niets meer heeft te zoeken.

4 augustus 2011

Het Štrand

Vandaag is het 4 augustus. Een mooie zomerdag. In Novi Sad wordt het vanmiddag 28 graden. Een warme zonovergoten dag. Een dag om naar het strand te gaan. Met vrienden en vriendinnen. Ook in Novi Sad! Langs de Donau, ter hoogte van de Most Slobode (Vrijheidsbrug) bevindt zich het Štrand: een 800 meter lang zandstrand met veel faciliteiten: cafés en restaurants met terrassen, kleedcabines en strandhuisjes die voor het hele seizoen te huur zijn, en speeltoestellen voor de kinderen. Sinds kort is er een strandwacht die toezicht houdt op de baders in de snelstromende Donau. Het strand is breed en mooi. Daarachter bevindt zich een groenstrook: grasvelden met struiken en bomen voor de nodige schaduw. Voor dit alles moet je wel entreegeld betalen (niet veel). Maar dan kan je er terecht van acht uur ’s morgens tot middernacht.

Het Štrand is populair bij de inwoners van Novi Sad; van jong tot oud komen ze hier naar toe. In de loop der jaren heeft zich een vast patroon ontwikkeld. Het eerste deel van het strand, bij de ingang aan de kant van het oude centrum, wordt bezet door gezinnen: ouders of grootouders met hun (klein)kinderen. Iets verderop, net voor de Most Slobode, is het terrein van de jeugd. Het laatste deel van het strand, dat eindigt bij de binnenhaven Ribarsko ostrvo (Visserseiland), is voor ouderen. Dit deel van het Štrand wordt door de jeugd oneerbiedig Celulit Plaža genoemd. Maar de cyclus van het leven gaat ook hier op. Kinderen worden groter. Tieners worden twintigers. Twintigers worden dertigers. Er komen kinderen. Ze groeien op en gaan uit huis. Kortom, als je je hele leven in Novi Sad blijft wonen, dan zal je alle aspecten van het Štrand leren kennen.

Dit jaar is het overigens precies honderd jaar geleden dat het Štrand een stedelijke openbare badgelegenheid werd. Ter gelegenheid van dit feit is een klein boekje uitgegeven met leuke foto’s en herinneringen. Dat er veel te vertellen valt over wat er zich op en nabij het strand allemaal heeft afgespeeld bevestigt een kennis uit Novi Sad. Zij was een frequente badgast en heeft het voornemen een boekje te schrijven met Štrand-gerelateerde anekdotes. Ik ben benieuwd …. 

Het Servische woord voor strand is overigens plaža. Het woord Štrand komt waarschijnlijk uit het Duits.

Laat ik het op deze mooie zomerdag niet hebben over waar de meeste badgasten niet aan (willen) denken: de tragedies die zich hier niet eens zo heel lang geleden hebben afgespeeld. Daarover heb ik al geschreven in mijn blogberichten Novi Sad razzia 1942 en De Bruggen van Novi Sad.

Op zo’n mooie dag als vandaag is het erg druk op het strand. Het gebruikelijke strandvertier. In de zomer worden ook sportieve en culturele evenementen georganiseerd. Volleybaltoernooien, roeiwedstrijden en jetskiraces, bijvoorbeeld. En niet te vergeten het jaarlijkse Vojvodina-feest met heel veel muziek. Op een dag als vandaag zou ik, als ik in Novi Sad zou zijn, ook naar het Štrand gaan. Ik ben gezond, zie er patent uit, heb veel energie en ben jong van geest. Maar ik ben van drieënvijftig. Ik weet dus waar mijn plaats is … 

30 juli 2011

24 juli 2011

Stari Grad

Stari Grad (Стари Град in Cyrillisch alfabet) is het huidige (oude) centrum van Novi Sad, en het betekent letterlijk ‘Oude stad’. In de vorige eeuw is er in dit oude centrum heel wat veranderd. Het Trg Slobode, bijvoorbeeld, heeft heel wat aangezichten gekend, de Zmaj Jovina, de Dunavska en de Modene – nu wandelpromenades – waren doorgaande wegen met bussen en trams, de Bulevar M. Pupina liep tot aan de Ulica Modene, en de Jevrejska liep vanaf de Futoška tot aan het Trg Slobode. De huizen aan de Jevrejska waar vroeger de joden woonden zijn niet alleen opgeofferd aan de doorgetrokken Bulevar M. Pupina, maar ook aan het Servische Nationale Theater (dat niet echt past in deze omgeving). Aleksandar Tišma heeft in zijn Het boek Blam een aangrijpend verslag gedaan van het lot van de Joden die in dit deel van de Jevrejska woonden en werkten. Wie een indruk wil krijgen van hoe Novi Sad er vroeger uitzag kan bijvoorbeeld kijken bij Stare fotografije Novog Sada op Facebook. Ook op YouTube zijn veel foto’s te vinden van het oude (en huidige) Novi Sad, bijvoorbeeld hier.

Het huidige Novi Sad heeft op mij een onvergetelijke indruk nagelaten. Niet te groot, niet te klein. Levendig, gezellig en relaxed. Zeker geen grijs-grauwe stad in een voormalig Oostblokland. Maar in dit blogbericht wil ik niet de schoonheid van het oude centrum bezingen, maar juist haar onvolkomenheden. Ik ben geen planoloog, maar als ik het voor het zeggen had, zou ik een aantal veranderingen uit de laatste decennia verder doorvoeren én een aantal veranderingen terugdraaien. Wandel maar eens met me mee.

Hotel Vojvodina
De Ulica Dunavska beginnend bij het Dunavski park is een fraaie wandelpromenade. Mooi aangelegd, met interessante gevels, leuke terrasjes en oosters aandoende winkelpassages. Bij het bisschoppelijk paleis aangekomen gaan we, voordat we linksaf slaan de Zmaj Jovina in, een stukje de andere kant op. Langs de oostelijke zijgevel van het paleis komen we bij het statige gymnasium Zmaj Jovina met een fraai omheind park. Tegenover het gymnasium echter een lelijk parkeerterrein, de oude vismarkt, waar hoognodig iets moet gebeuren. Maar mijn prioriteit als would-be planoloog ligt elders. De Zmaj Jovina lopen we voor het doel van dit bericht snel doorheen. Ook de charmante zijstraatjes slaan we over. De Zmaj is nu al een prachtig gerenoveerde winkelpromenade. Maar dan begint het. Het Trg Slobode is een groot geasfalteerd plein met statige negentiende-eeuwse gebouwen en het stadhuis. Hét centrale plein. Maar het is kaal en ongezellig. Niet alleen omdat het voetgangersgebied is terwijl er toch nog geasfalteerde wegen en stoepranden zijn, maar ook door de vergane glorie van de aangelegen gebouwen. Neem het oude hotel Vojvodina. Een mooi gebouw, maar verlopen. Dit plein heeft een aantal investeerders nodig die weer leven in de brouwerij kunnen brengen. Ook het lelijke beeld van oud-burgemeester Miletić draagt niet bij aan de feestvreugde. Maar ik wil verder, want ook dit plein heeft niet mijn prioriteit. Door dus in de richting van de Bulevar M. Pupina. Dit deel van de wandelpromenade, de Kralja Aleksandra, ontbeert de sfeer die de Dunavska en de Zmaj uitstralen. Wellicht dat kleine aanpassingen hier veel kunnen doen.

Trg Slobode
De Bulevar M. Pupina is tussen het Banovina en de Jevrejska een te brede weg met veel verkeer en lelijke kantoorgebouwen. Aan de overkant van de Bulevar, achter grote kantoorgebouwen uit de zestiger jaren, ligt het Trg Galerija waarover ik in mijn vorige blogbericht heb geschreven. Aan dit lelijke plein liggen drie prachtige musea. Hier, in dit gebied, ligt mijn prioriteit als planoloog. Ik zou beginnen met de Bulevar M. Pupina tussen de Modene en de Jevrejska af te sluiten voor autoverkeer, zodat de Bulevar, net als vroeger, eindigt bij het Banovina. Daarna zou ik de kantoren tussen het Banovina en het monument ter herinnering aan de vroegere Armeense kerk slopen zodat het Trg Galerija wordt ontsloten. Onder het afgesloten deel van de Bulevar M. Pupina kan een parkeergarage worden aangelegd (maar dan wel gelijk die lelijke open parkeergarage achter de Uspenska slopen). Van het hele gebied bestaande uit het Trg Galerija en het centrale deel van de Bulevar M. Pupina moet dan een intiem voetgangersgebied gemaakt worden met wandelpromenades, terrassen, groenvoorzieningen en een fietsenstalling. Wellicht dat dit gebied uitgebreid kan worden tot en met het Trg Mladenica (wel die lelijke torenflat waarin het postkantoor zit afbreken). Aldus ontstaat er een prachtig traject voor voetgangers beginnend bij de musea aan de Trg Galerija en eindigend bij de musea aan de Ulica Dunavska. Op die manier kan Novi Sad in het oude centrum datgene versterken wat haar zo charmant maakt: het kleinschalige en het lieflijke.

Ik geef toe, dit is een blogbericht voor kenners van Novi Sad. Voor liefhebbers van de stad. En dat zijn er veel. Maar de meesten van hen zullen geen Nederlands kunnen lezen. Daarom in een volgend blogbericht, bij wijze van uitzondering, een samenvatting van dit bericht in het Engels.   

17 juli 2011

Musea in Novi Sad

Novi Sad heeft een aantal musea die de moeite van een bezoek zeker waard zijn. De interessantste voor de kunsthistoricus zijn de Galerija Matice Srpske en de Pavle Beljanski Memorial Collection. Beide musea liggen aan de Trg Galerija, vrij vertaald als ‘Museumplein’ (in het Servisch is museum muzej), een lelijk parkeerterrein verborgen achter lelijke kantoorkolossen. Novi Sad moet zich schamen voor dit plein; maar meer hierover in mijn volgende blogbericht.

Galerija Matice Srpske
De Galerija Matice Srpske is een groot museum (dat wel een renovatie zou kunnen gebruiken) met een mooie collectie schilderijen van de middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw. En met bijzondere tijdelijke tentoonstellingen, zoals die van vorig jaar met vrouwenportretten van Paja Jovanović. Een beetje ouderwets museum qua sfeer en inrichting. Geen Engelstalige bijschriften en van een museumwinkel kan eigenlijk geen sprake zijn. Maar het museum leeft wel. Wie het museum volgt, bijvoorbeeld via Facebook, ziet dat er veel activiteiten worden georganiseerd. Jammer is het wel dat deze berichten alleen in het Servisch worden geschreven, en bovendien met het Cyrillisch alfabet. Niettemin is dit mijn favoriete museum in Novi Sad.

De Pavle Beljanski Memorial Collection toont zoals de naam al suggereert het legaat van kunstverzamelaar Pavle Beljanski. De collectie is ondergebracht in een modern gebouw (met een museumwinkeltje) naast de Galerija Matice Srpske. Hier een zekere specialisatie, gebaseerd op de voorkeur van de collectioneur: schilderijen en beelden van Servische kunstenaars uit de eerste helft van de twintigste eeuw, waaronder Bijelić, Dobrović en Šumanović. In het museum is ook de grote werkkamer van Pavle Beljanski nagebouwd. Aan de muur een vroeg werk van de Kroatische kunstenaar Vlaho Bukovac: La grande Iza (Velika Iza in het Servisch). Wie in 2009 in het Haagse Gemeentemuseum de grote overzichtstentoonstelling van Bukovac heeft gezien heeft Iza al mogen bewonderen.

Galerija Rajka Mamuzića
Aan de Trg Galerija bevindt zich ook nog de Galerija Rajka Mamuzića. Deze galerie toont schilderijen, tekeningen en beelden van Servische kunstenaars uit de tweede helft van de twintigste eeuw, verzameld door Rajko Mamuzić. Helaas hebben we de collectie niet kunnen bekijken; de eerste keer stonden we voor een gesloten deur; de tweede keer werd de museumnacht voorbereid.

Novi Sad kent ook twee zogenaamde stadsmusea: één in het Arsenaal boven op Petrovaradin Tvrdjava en de ander in een lichtgroen geschilderd, architectonisch bezienswaardig gebouw aan de Ulica Dunavska. In het Arsenaal wordt getracht een beeld te geven van de Novi Sadse stadsgeschiedenis. De presentatie is echt slecht; één gangpad in een grote zaal. Veel objecten en schilderijen kan je niet van dichtbij bekijken. In het mooie gebouw aan de Dunavski wachtte ons een heel andere ervaring. Op het eerste gezicht één zaaltje met een tijdelijke tentoonstelling van moderne sieraden. Onze vraag aan de drie dames in de bewakersloge waar de kunstcollectie van doktor Branko Ilić was gebleven veroorzaakte een lichte paniek. Sleutels werden tevoorschijn getoverd, gordijnen opzij geschoven, deuren geopend en lichten ontstoken. De vriendelijke maar nerveuze dame die ons begeleidde was professor aan de Academie van Schone Kunsten in Novi Sad en tevens restauratrice. Ze liet ons zien waar zij werkte aan de restauraties: een kamertje aan de straatzijde met de ramen wijd open. Op tafel een paar Oudhollandse meesters. Of ze echt waren weet ik niet, want het is dit museum dat in 2006 de voorpagina’s haalde met het nieuws dat er een Rembrandt was gestolen. Het bleek uiteindelijk te gaan om een kopie. Toch is dit museum wel degelijk een bezoek waard.

Last but not least het Vojvodina museum dat gevestigd is in een groot streng klassiek gebouw tegenover Dunavski park. Hier wordt de geschiedenis van Vojvodina uit de doeken gedaan. Op een manier die boeit. Met objecten en maquettes, foto’s en schilderijen. Zelf vond ik de zalen die gewijd zijn aan de architectuur in Vojvodina het meest aansprekend. Een aanrader dit actieve museum, kijk ook maar op Facebook.

16 juli 2011

Szentendre

Beogradska kerk
Een van de bekendste schilderstukken van Paja Jovanović is Seoba Srba, meestal vertaald als Serbian migrations. Het schilderij uit 1896 toont Serviërs op de vlucht voor de Ottomanen. Wie de Servische geschiedenis een beetje kent weet dat er meerdere Servische volksverhuizingen zijn geweest. De bekendste van die volksverhuizingen, de ‘Eerste grote volksverhuizing’, vond plaats in 1690. De leider van deze volksverhuizing was patriarch Arsenije III Čarnojević. De Serviërs, veelal kooplieden en ambachtslui, vestigden zich toen in Szentendre, een dorp aan de Donau ongeveer twintig kilometer ten noorden van Boedapest. Arsenije III Čarnojević werd aartsbisschop van Szentendre en bleef dit tot zijn dood in 1706, waarna zijn lichaam werd bijgezet in het klooster Krušedol bij Novi Sad in de Fruška Gora. Mede vanwege de privileges die de Serviërs van de Habsburgers wisten te krijgen brachten ze het dorp tot bloei. Het barokke karakter van het stadje is dan ook grotendeels te danken aan de Serviërs. De naam van het dorp – Szentendre – is Hongaars voor Sint Andreas, Sanctus Andreas (Latijn) en Sentandreja (Servisch).

De Serviërs bouwden in het midden van de achttiende eeuw een zevental barokke Servisch-orthodoxe kerken in Szentendre. Er zijn er nog een paar over. Beneden in het dorp, op de hoek van het centrale plein Fö tér en een aflopend straatje naar Donau, staat de kleine kerk Blagovestenszka – Maria Verkondiging – op de plek waar de Serviërs in 1690 een houten kerk hadden gebouwd. De iconostase van donker hout uit het begin van de negentiende eeuw is in rococostijl vervaardigd en contrasteert mooi met de witte muren. Het schijnt dat de ogen van de figuren op de iconen altijd op de toeschouwer zijn gericht. De grootste en mooiste Servisch-orthodoxe kerk is de hoog gelegen Beogradska. Het rijke interieur deed mij denken aan de Servisch-orthodoxe kerken die ik in Novi Sad en Sremski Karlovci heb gezien.

Servisch kerkmuseum
Tijdens ons bezoek aan Szentendre, in mei van dit jaar, werden in het Servische kerkmuseum naast de Blagovestenszka kopieën van fresco’s uit het Servische klooster Bodjani tentoongesteld. De muurschilderingen, die het bekijken meer dan waard bleken, zijn tot november van dit jaar in bruikleen gegeven door de Galerija Matice Srpske in Novi Sad. Voor informatie over deze tentoonstelling, en een fotoreportage van de opening in april jongstleden, zie het derde nieuwsitem op de homepage van de website van de Galerija.

Toen Szentendre in de 19e eeuw in de vergetelheid raakte, vestigden kunstenaars zich in het schilderachtige stadje. Hun activiteiten brachten weer leven in de brouwerij. Tegenwoordig is Szentendre vooral een toeristische attractie. De leukste manier om naar Szentendre te gaan is overigens met de boot vanuit Boedapest over de Donau. In zijn interessante boek Donau, een ontdekkingsreis door de beschaving van Midden-Europa en de crisis van onze tijd, wijdt Claudio Magris (afkomstig uit Triëst) een hoofdstuk aan Szentendre: “Szentendre is een Montmartre van de Donau, de kleuren van de huizen en van de op straat tentoongestelde schilderijen zetten zich voort in die van de rivier, een vloeiende, lichte vrolijkheid omgeeft de flaneur en voert hem als vanzelf door de pittoreske steegjes die als lieflijke stroompjes afdalen naar de rivier. Het stadje draagt een Servisch stempel, dat geleidelijk verbleekt.”  

10 juli 2011

Kloosters in Fruška Gora

Toegangspoort Krušedol
Servisch-orthodoxe kloosters zijn voor Servië van groot belang. Niet alleen als symbool van een levende Servisch-orthodoxe kerk, maar ook als cultuurmonument. Als zodanig zijn ze van belang voor de historische wetenschappen, voor de economie (als toeristische trekpleisters) en voor de politiek (als ‘Servisch’ erfgoed). De Servisch-orthodoxe kloosters liggen verspreid over het gehele land (en daarbuiten): van Vojvodina in het noorden tot en met Kosovo in het zuiden. In de geestelijke en politieke geschiedenis van Servië speelden ze een belangrijke rol. De meeste dateren oorspronkelijk uit de middeleeuwen en hebben meer dan eens ernstig te leiden gehad van agressie en humanitaire interventie. Te beginnen met de Ottomaanse veroveraars (met grote migraties als gevolg). Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben Duitse Nazi’s en de Kroatische Ustaša veel kloosters vernield en geplunderd (waaronder hele bibliotheken). In 1999 heeft de NAVO met haar bombardementen diverse kloosters beschadigd, onder andere in Fruška Gora. En nog recenter, in 2004, zijn in Kosovo zeker dertig Servisch-orthodoxe kerken en kloosters vernietigd door de Albanezen.

Krušedol iconostasis
In Kosovo bevinden zich de oudste Servisch-orthodoxe kloosters. Het klooster van Gračanica is één van de belangrijkste Servische heiligdommen in Kosovo. Het staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Volgens Servië en veel andere landen is Kosovo een autonome Servische provincie. Maar in werkelijkheid is Kosovo nu een zelfstandig en onafhankelijk land, ook al is het maar door 76 van de 192 leden van de Verenigde Naties als zodanig erkend (waaronder de EU-landen). De afgelopen weken heeft bij UNESCO in Parijs een diplomatiek gevecht plaatsgehad met als inzet deze kloosters in Kosovo: zijn ze Servisch erfgoed of Kosovaars erfgoed? Vooralsnog heeft Servië deze strijd gewonnen.

In Vojvodina bevinden de meeste Servisch-orthodoxe kloosters zich in de Fruška Gora. Van de vijfendertig kloosters die er eens waren zijn er nog vijftien over, verspreid over een gebied van ongeveer vijftig bij tien kilometer, prachtig verscholen tussen heuvels en bossen, vlak bij een waterbron. Fruška Gora is dan ook een nationaal park. Het ligt ten zuiden van de Donau, nabij Novi Sad, en is erg in trek bij wandelaars, hardlopers, fietsers, rustzoekers en toeristen; zie hier.

Religieuze kunstschatten in Grgeteg
Alle kloosters in de Fruška Gora, met de bijbehorende landerijen, zijn eigendom van de Servisch-orthodoxe kerk. De meeste kloosters bestaan uit een kerk met daarom heen de gebouwen met de woonvertrekken van de kloosterlingen (vrouwen óf mannen). Op één na worden de kloosters in de Fruška Gora nog gebruikt voor religieuze doeleinden. De aantrekkingskracht van deze kloosters is voor de religieuze toerist ook gelegen in het feit dat in haar kerken relieken van heiligen worden bewaard.

Onderhoud van de tuin bij Grgeteg



Het Provinciaal Instituut voor de Bescherming van Culturele Monumenten, na de Tweede Wereldoorlog opgericht in Novi Sad en initiator van restauraties, heeft in 2004 geïnventariseerd hoe de kloosters in Fruška Gora – erfgoed van buitengewoon nationaal belang – er voorstaan. Daarbij is niet alleen gekeken naar de bouwkundige staat en naar de staat van de kunstwerken (muurschilderingen, iconostasen en losse religieuze voorwerpen), maar ook naar het aantal kloosterlingen en of deze vrouwen en mannen, gering in aantal, in staat zijn de gebouwen en de bijbehorende tuinen, landerijen en bossen zelfstandig te beheren. De uitkomst was zorgwekkend.

Iconostasis en kerkinterieur Novo Hopovo
Tijdens ons bezoek aan Novi Sad hebben wij drie kloosters bezocht: Krušedol, Grgeteg en Novo Hopovo. Veel informatie had ik niet; daarom hadden we een gids en een chauffeur ingehuurd. We hadden oude gebouwen verwacht, slecht onderhouden en niet al te schoon. Dat viel reuze mee. Van de drie kloosters is Krušedol in termen van geschiedenis en cultuur wellicht het bekendste en belangrijkste van de kloosters in de Fruška Gora. Maar het zijn de barokke fresco’s in de kerk van Novo Hopovo die mij als kunsthistoricus het meest konden boeien. Novo Hopovo is trouwens één van de kloosters die te lijden heeft gehad van de NAVO-bombardementen in 1999.

Krušedol is een groot klooster, redelijk onderhouden, met grote goed onderhouden landerijen en tuinen en met een mooi, nieuw ogend toegangsgebouw. De kloosterkerk is van binnen erg mooi: geheel versierd met oude prachtige fresco’s. Voor de Serviërs was Krušedol eeuwenlang het culturele, politieke en religieuze centrum. Het bezat van alle kloosters de meest waardevolle iconen, schilderijen, manuscripten, evangeliën, gewaden, heilige vaten en antieke meubels. De kloosterkerk van Krušedol is ook het mausoleum van prominente figuren uit de Servische geschiedenis. Hier zijn onder andere begraven de patriarchen Arsenije III Čarnojević en Arsenije IV Jovanović, leiders van de twee grote migraties (de eerste naar Szentendre aan de Donau te noorden van Boedapest), prinses Ljubica, de vrouw van prins Miloš Obrenović, en koning Milan Obrenović. Om enkele bekende namen uit de Servische geschiedenis te noemen.

Kloosterkerk Novo Hopovo
De schoonheid van de kloosters in Fruška Gora – en dan met name die van de kunstschatten en de kerkarchitectuur – inspireerden de kunsthistoricus in mij. Over de kloosters in de Fruška Gora zijn weliswaar een aantal wetenschappelijke boeken en artikelen geschreven, maar die zijn, voor zover ik weet, voor het merendeel alleen in het Servisch beschikbaar. Wellicht ligt hier voor een kunst- en cultuurhistoricus nog een uitdaging: de uitdaging om de geschiedenis en de schoonheid van de Servisch-orthodoxe kloosters in Fruška Gora voor de westerse – niet-Servisch sprekende – wereld in woord en beeld toegankelijk te maken.