20 februari 2011

Novi Sad razzia 1942

Afgelopen week in het nieuws: Het Hongaarse openbaar ministerie heeft de 97-jarige Sandor Kepiro – nummer één op de lijst met meest gezochte oorlogsmisdadigers van het Simon Wiesenthal Centrum – aangeklaagd voor medeplichtigheid aan de Novi Sad razzia in 1942. Waarom Kepiro zo lang een vrij man heeft kunnen blijven en waarom hij nu pas wordt aangeklaagd door het Hongaarse OM zijn interessante vragen waarop ik hier geen antwoord zal trachten te geven.

Op 21, 22 en 23 januari 1942 werden meer dan 1300 inwoners van Novi Sad vermoord door de Hongaarse bezetter, toentertijd handlangers van de Nazi’s. Dit bloedbad staat bekend onder de naam ‘Novi Sad razzia’. De Hongaren hadden in de stad patrouilles aan het werk gezet om Joden, Serviërs en zigeuners ter plekke te vermoorden of te escorteren naar de Donau, zogenaamd voor controle, maar in werkelijkheid om ze te doden. In een lange rij naar het strand, waar geweerschoten klonken, moesten ze wachten op hun beurt. Wat er door de hoofden van deze mensen heen moet zijn gegaan is nauwelijks met een pen te beschrijven. Toch zijn er veel (indrukwekkende) boeken geschreven vanuit het perspectief van de slachtoffers van WWII, bijvoorbeeld door Aleksandar Tišma, Imre Kertész en Elie Wiesel. Ook over de psychologie van de daders zijn boekenkasten vol geschreven.

Aan de Donau, op de ‘Kade van de slachtoffers van de razzia’ [Kej Žrtava Racije], tegenover het bastion van Petrovaradin, staat een indrukwekkend vier meter hoog bronzen beeld ter nagedachtenis van de slachtoffers van de razzia (zie de foto). Het beeld genaamd ‘De familie’ [Porodica] is gemaakt door Jovan Soldatović, een bekende en zeer productieve beeldhouwer die op het bastion van Petrovaradin zijn atelier had. Het monument bestaat sinds 1992 niet alleen uit de sculptuur, maar ook uit een viertal metalen platen met informatie, in het Servisch en in het Hebreeuws, over hetgeen in 1942 heeft plaatsgevonden, en een zestigtal metalen platen met de namen van de slachtoffers. De executie vond overigens niet plaats op de plek waar het monument staat, maar iets verder stroomopwaarts langs de Donau, bij het strand [Štrand]. Het is een vreemd idee dat op een plek waar de inwoners van Novi Sad zich nu ontspannen, waar ze spelen, lachen en flirten, nog geen zeventig jaar geleden mensen werden bijeengedreven, neergeschoten en halflevend of dood in wakken van de bevroren Donau gegooid. Nog ieder jaar wordt bij het monument de razzia herdacht. De vereniging die de herdenking organiseert pleit ervoor om ook op het Štrand een monument te plaatsen, te meer omdat veel standbezoekers er niet bewust van zijn wat zich daar in 1942 heeft afgespeeld.

In een aangrijpend hoofdstuk in Het Boek Blam beschrijft Aleksandar Tišma de razzia. Tišma beschrijft niet alleen de gruweldaden van de bezetters, hij laat ook zien hoe systematisch de hele operatie was opgezet en hoe het karakter en de stemming van degenen die de operaties moesten uitvoeren het lot van velen bepaalden. Het huis van de familie Blam viel in de sector van een opsporingspatrouille onder leiding van een zekere Géczy, achtentwintig jaar jong. Op de eerste dag doorzocht hij de huizen in de Ulica Aleksa Nenadović, maar hij vond geen ‘bandieten’. Van zijn superieuren kreeg hij hierover een uitbrander. Toen hij met zijn patrouille op de tweede dag in een huis aan het Trg Vojvoda Šupljikac eindelijk Joden ontdekte – de ouders van Miroslav Blam, de hoofdpersoon uit het boek – was hij opgelucht. Hun papieren waren weliswaar in orde, maar ze moesten toch mee. In hun zondagse kleding werden ze naar het andere eind van het plein geëscorteerd. Daar wachtte een vrachtwagen van de moordpatrouille. De oudere zus en de man van Miroslav’s vrouw Janja werden weggevoerd naar een begraafplaats, waar ze werden doodgeschoten. Vader en moeder Krkljuš werden met hun zonen, vrienden van Miroslav, afgevoerd naar het stadsstrand aan de Donau om aldaar te worden gefusilleerd.

Sandor Kepiro, de Hongaar die nu is aangeklaagd voor medeplichtigheid aan de razzia, was verantwoordelijk voor het succes van de operatie in het gebied tussen de Futoška Ulica en de Ulica Cara Dušana, tot aan het Trg Slobode.

13 februari 2011

Paja Jovanović

Pavle ‘Paja’ Jovanović is één van de bekendste academische kunstschilders van Servië. In 2009 was het 150 jaar geleden dat hij werd geboren. Dat werd in Servië herdacht met tentoonstellingen en evenementen. In Novi Sad organiseerde Galerija Matice Srpske een tentoonstelling met als titel “Between aesthetics and life. The representation of women in the paintings of Paja Jovanović”. Het zijn vooral welvarende vrouwen uit prominente kringen die Jovanović op het doek vereeuwigde: een prinses, een gravin, een barones en zelfs een koningin. Jovanović beeldde deze dames geïdealiseerd af, dat wil zeggen dat hij ze aantrekkelijker maakte dan dat ze in het echt misschien wel waren. Niet vernieuwend, maar wel technisch perfect uitgevoerd; een genot om naar te kijken. De tentoonstellingscatalogus heb ik aangeschaft voor de prachtige platen; de tekst is helaas in het Servisch (met cyrillische letters).

Portretten maakte Paja vooral in het begin van de 20ste eeuw. Voor die tijd was hij al beroemd geworden met zijn verbeelding van de Balkan: scènes uit het volkse leven, epische volksverhalen en historische gebeurtenissen. Tot zijn bekendste werken in deze genres behoren ‘De Servische volksverhuizing’ [Seoba Srba], ‘De kroning van keizer Dušan’ [Krunisanje Cara Dušana], ook wel bekend onder de titel ‘De bekendmaking van de wet van keizer Dušan’ [Proglašenje Dušanovog Zakonika], ‘De gewonde Montenegrijn’ [Ranjeni Crnogorac], ‘Het hanengevecht’ [Borba Petlova], ‘Het tooien van de bruid’ [Kićenje Neveste] en ‘De schermles’ [Mačevanje]. Soms maakte hij meerdere versies van één thema.


Buiten genoemde genres schilderde Paja Jovanović ook nog landschappen, stillevens, naakten en religieuze composities. In Novi Sad, bijvoorbeeld, werkte hij in 1905 aan de decoratie van de Orthodoxe kathedraal [Saborna crkva]. Hij schilderde zesentwintig iconen op de iconostasis, historische afbeeldingen boven de koorbanken en grote iconen boven de troon van de doopmoeder en de troon van de priester; zie de foto’s.


Afbeeldingen van meer representatieve werken van Paja Jovanović zijn te vinden via het internet; bijvoorbeeld, klik op 'Paja Jovanovic'. Het wordt hoog tijd dat een gerenommeerd museum – bijvoorbeeld het Gemeentemuseum in Den Haag of het Van Gogh Museum in Amsterdam – nu eindelijk eens in Nederland een overzichtstentoonstelling van het veelzijdige en bezienswaardige werk van het Paja Jovanović gaat organiseren.

6 februari 2011

Gradimir Smuđa

Gradimir Smuđa (lees Smoedzja) is een cartoonist en striptekenaar uit Novi Sad. Hij woont en werkt nu in Italië. Cartoons heeft Smuđa getekend voor onder andere Dnevnik, een dagblad uit Novi Sad. Tussen 2004 en 2008 tekende en schreef Smuđa een vijftal strips over de kunsten. Het begon met Vincent et Van Gogh, daarna volgden vier delen over het leven van de Franse kunstenaar Henri Toulouse Lautrec. Zijn trips zijn (uit het Frans) vertaald naar het Nederlands, Spaans, Duits, Hongaars, Italiaans en Servisch. Ik heb het eerste deel over Toulouse Lautrec (in het Servisch Tuluz Lotrek), met de titel Het Kunstbordeel - Moulin-Rouge, met veel plezier gelezen en bekeken. Smuđa heeft dit deel opgedragen aan Danilo Kiš, de Servische schrijver uit Subotica.

‘Stripboek’ is misschien niet het juiste woord voor Het Kunstbordeel. Het boek bevat tekeningen met tekstballonnen, dat wel. Maar het gaat vooral om de tekeningen, en die zijn prachtig. De teksten zijn wel aardig, maar een verhaal zit er nauwelijks in. Toch is enige kunsthistorische kennis benodigd. Smuđa baseert zijn verrukkelijke platen namelijk op tekeningen en schilderijen van de Franse kunstenaars uit de tweede helft van de 19de eeuw. Die moet je kennen om de platen van Smuđa volledig te kunnen waarderen. Je moet ook de dames herkennen die Toulouse Lautrec in zijn tekeningen en schilderijen heeft vereeuwigd: La Goulue, Jane Avril, Cha-ha-Kao, Yvette Guilbert en de dansmeisjes van mejuffrouw Eglantine. Bovendien laat Smuđa alle bekende kunstenaars met hun eigenaardigheden de revue passeren: Van Gogh, Monet, Rodin, Cézanne, Seurat, Bernard, Degas, Renoir, Gauguin. En voor een opmerking van Rodin als “Bij de poorten van de hel” moet je weten dat La Porte de l’Enfer een zes meter hoog en vier meter breed kunstwerk met 180 figuren van Rodin is en dat het een scène verbeeld uit Dantes Divina Commedia. Maar als je dat alles weet en herkent is het genieten. 

Het einde van de wereld

Niet ver van Novi Sad, ten noorden van de Donau, ligt een prachtig natuurgebied: Arkanj. Je kan er met de auto komen door op de rijksweg naar Belgrado de afslag Kovilj te nemen (wel even de mooie gelijknamige kloosterkerk bezichtigen) en dan richting Donau te rijden. Na een mooie rit door het vruchtbare en groene landschap van Vojvodina eindigt de weg tussen de moerbeibomen bij ‘Het einde van de wereld’: een vrolijk beschilderd visrestaurant (čarda).

Bij ‘Na kraj sveta’ serveren ze verse riviervis: meerval, karper, brasem, snoek, enz. In de soep, een stoofpot of gegrild. Boven een houtvuur, want elektriciteit is er niet. Maar beroemd is het restaurant wel. Kunstenaars, schrijvers, acteurs en regisseurs zijn vaak geziene gasten. Maar ook zakenmensen, politici en diplomaten uit binnen- en buitenland schijnen hier te komen. Vissers en jagers. En ‘gewone mensen’. Kijk maar eens op Facebook onder ‘arkanj - čarda nakraj sveta’. Het restaurant was gesloten toen wij daar begin mei waren. Jammer. Uit eigen ervaring weet ik in ieder geval dat de lokale wijn die ze schenken (uit het district Srem met het label ‘Do Kraja Sveta’) voortreffelijk is.


‘Het einde van de wereld’ kan ook het begin zijn van een boottocht – je kan hier een roeiboot huren – door het waterrijke natuurgebied: meren en riviertjes, eilanden en moerassen, bossen en weilanden. Hier leven behalve zoetwatervissen en een grote verscheidenheid aan vogels, ook wilde paarden en het wollige Mangulica varken (een lekkernij volgens de kenners).

Toen wij hier waren ‘sneeuwde’ het witte pluis. Als je de openingsscène van de film ‘Amarcord’ van Federico Fellini hebt gezien weet je wat ik bedoel. De inwoners van de stad van zijn jeugd verwelkomen de ‘manine’ omdat dat betekent dat de winter voorbij is.