12 februari 2012

Witte adelaars boven Servië

Onlangs plaatste weblog Balkanboeken een berichtje over Avontuur in Servië, een ‘gedateerde, anticommunistische avonturenroman van een Brits oud-militair en spion’ uit 1964. Het is de vertaling van The borders of barbarism, geschreven door Eric Williams. Ik heb William’s boek (nog) niet gelezen, maar ik moest denken aan Witte adelaars boven Servië, de Nederlandse vertaling (uitgegeven als een zwarte beertjes thriller) van White Eagles over Serbia uit 1957. Een jaar of vier geleden liep ik min of meer toevallig tegen dit boekje aan en heb ik het gelezen.

De auteur Lawrence Durrell kende ik van zijn boeken over Griekenland – Prospero’s Cell (1945) en The Greek Islands (1978) – en van zijn vriendschap met Henry Miller, auteur van onder meer The Colossus of Maroussi. Ik wist niet dat Durrell van 1948 tot 1952, juist nadat de Joegoslavische premier maarschalk Tito had gebroken met Stalinistisch Rusland, ook afgezant (persattaché) van Groot-Brittannië in Belgrado was geweest. Gedurende deze periode moet hij het materiaal verzameld hebben voor zijn Servische spionagethriller.

Witte adelaars boven Servië is het spannende en prettig leesbare verhaal van Methuen, een Brits geheim agent die door de Foreign Office naar Joegoslavië wordt gestuurd om uit te zoeken wat daar gaande is. Methuen komt terecht in een strijd tussen communisten en royalisten. De ‘witte adelaars’ uit de titel van het boek zijn de royalisten (in het wapen van de vroegere koning van Servië komen twee witte adelaars voor). Een groot deel van het verhaal speelt zich af in het door Durrell prachtig beschreven onherbergzame Servische berglandschap.

Witte adelaars boven Servië is, evenals Avontuur in Servië, verkrijgbaar via Boekwinkeltjes.

5 februari 2012

Mongoolse dromen

Mongoolse dromen is de titel van een roman van de Servische schrijver Svetislav Basara. De roman dateert uit 1992 en is in 2010 in het Nederlands vertaald. Het is de eerste in het Nederlands vertaalde roman van deze auteur. De titel is overigens geen letterlijke vertaling van het Servisch. In het Servisch staat Mongolski bedeker, hetgeen volgens mij vertaald moet worden als Reisgids voor Mongolië (de titel van het tweede hoofdstuk in dit boek). Wellicht dat marketingargumenten de doorslag hebben gegeven voor deze keuze. Dat wil niet zeggen dat de Nederlandse titel de lading helemaal niet dekt.
 
Mongoolse dromen is, zoals de Nederlandse titel aangeeft, geen realistisch verhaal. Mongoolse dromen is een surrealistisch verhaal. In het surrealisme wordt de beperkende invloed van het rationalisme, de vereisten van logica en nut, losgelaten ten gunste van irrationele uitingen. Dat is hier overduidelijk het geval. Maar het is ook, of vooral, een postmoderne roman. In het postmodernisme is de werkelijkheid een talige constructie waarbij het onderscheid tussen fictie en feit komt te vervallen. Hetgeen hier dan ook gebeurt. Maar laat ik me verder niet wagen aan een literatuurtheoretische beschouwing van Mongoolse dromen. In ieder geval is het een absurd verhaal, een verhaal in strijd met de logica. Een droom van de schrijver. Of een droom van één zijn gedroomde personages. Of een verslag van een delirium. (Een delirium is volgens Basara de hoogste vorm van zintuiglijke verfijning, waarmee je de wereld kan waarnemen zoals die is.) Of alles door elkaar. Een ding is zeker: de schrijver gunt de lezer geen standpunt van waaruit je helder kan overzien wat er aan de hand is. Het verhaal zet je als lezer continu op het verkeerde been.

Het absurdisme geeft humor aan dit verhaal. Dat begint al bij de inhoudsopgave. Vijf ‘hoofdstuktitels’ worden hier genoemd: De naam van de regen, Reisgids voor Mongolië, Traktaat van wijlen de heer Mercier over de drie vormen van innerlijke tijd, Psychoanalytische sessie in een kamer van hotel Djengis Khan en De brief van bisschop Van der Garten. Het lezen van deze ‘Inhoud’ resulteerde bij mij in een brede grijns. Ik was al gewonnen voordat ik nog maar één hoofdstuk had gelezen. Humor is er ook in de wijze waarop de verteller, Svetislav Basara, speelt met de logica: ‘Hoe kon Zaharije nu weten dat ik in Mongolië was geweest als ik daar helemaal niet geweest was?’ Dergelijke zinnen doen mij denken aan de ‘onmogelijke’ werken van M.C. Escher. In sommige passages, bijvoorbeeld in de beschrijving van de wijze waarop de bezoeker een bordeel in Mongolië en voormalig Joegoslavië moet binnentreden, is de absurditeit zo groot dat ik me afvraag, waar haalt hij dit vandaan? Heb ik te weinig cultuurhistorische bagage om deze humor te duiden? Of is dit gewoon niet meer dan een droom?

Ondanks alle absurditeit is Mongoolse dromen in de basis een serieus verhaal van een schrijver die worstelt met zijn schrijverschap in een postmoderne tijd. De verteller in het boek is overigens Svetislav Basara zelf. Drie delen heb ik onderscheiden: een kort eerste deel waarin de schrijver een interessante aanleiding krijgt voor een roman waarna hij begint met drinken; een tweede deel waarin hij zijn absurde dromen over zijn verblijf in Mongolië beschrijft en, vanaf ongeveer tweederde van het verhaal, een deel waarin hij reflecteert over zijn schrijverschap en zijn jeugd. In dit deel, waarin hij suggereert dat authenticiteit vooral bij kinderen te vinden is, sluit hij qua thematiek aan bij Miroslav Krleža in zijn autobiografische verhaal Kinderjaren in Agram.

Zoals de auteur schrijft is Basara een rare naam, niet meer dan een firmanaam. Maar ook zijn voornaam, Svetislav, is geen gebruikelijke naam in Servië. Letterlijk betekent het ‘heilige Slaaf’, waarbij ‘Slaaf’ verwijst naar iemand die behoort tot het Slavische volk. Uit zijn verhaal kan ik concluderen dat hij vernoemd is naar zijn grootvader, waarschijnlijk van moeders kant, die woonde in het dorpje Bajina Bašta aan de Drina, in het uiterste westen van midden Servië.

In het absurde verslag van zijn worsteling met zijn schrijverschap komen een aantal thema’s naar voren die de schrijver in het verhaal bezighoudt. In de eerste plaats de relatie tussen fictie en werkelijkheid. Basara is ‘een eclatante hater van tijd, ruimte en eenheid van handeling’. Dat is duidelijk. En verder schrijft hij: ‘Het verschil tussen de documentaire en fictieve bouwelementen voor een roman is slechts van zuiver formele aard’. Een voorbeeld: tegen de psychoanalyticus Dr. Andreotti zegt Basara: 'Herinnert u zich het epigram van Fuentes aan het begin van deze gids?' (Waarbij ‘gids’ verwijst naar de Servische titel van zijn boek.)

Volgens Basara leeft de moderne mens in het tijdperk van de Kali Yuga, het duistere tijdperk, waarin de mens geestelijk degenereert en zich vooral bezighoudt met de fysieke aspecten van het leven. In het hele verhaal blijkt Basara’s weerzin tegen deze wereld en deze tijd in het algemeen, de wereld waar mensen met een innerlijke tijd die sneller loopt dan de uitwendige tijd hun Torens van Babel hebben gebouwd. Basara heeft een gruwelijke hekel aan deze verlichte eeuw, waarin alles wordt onderzocht en uitgeplozen terwijl ‘iedereen weet dat de werkelijke dingen zich in het duister verborgen houden’. Volgens Basara is een absurdistische of nihilistische instelling de meest rationele manier is waarop je de wereld kunt beschouwen, ‘als je het oord waar wij onze dagen doorbrengen tenminste nog zo kunt noemen’. Wat bij deze tirades ook opvalt is zijn afkeer van socialisme en communisme. Zijn cynisme in deze doet mij denken aan de roman Gapende hoogten, een satirische beschrijving van de Sovjet-Unie van de hand van Aleksandr Zinovjev.

Basara gebruikt zijn eigen naam voor de hoofdpersoon in dit boek. Dat wil niet zeggen dat de opvattingen van de hoofdpersoon Svetislav Basara dezelfde hoeven te zijn als die van de ‘echte’ Svetislav Basara. Ik ken Basara niet, maar ik heb gelezen dat hij ambassadeur van Servië is geweest en het lijkt mij dat sommige opvattingen in dit boek niet echt passen bij iemand met een dergelijke functie. Ook hier, door zijn eigen naam in het verhaal te gebruiken als verteller heeft de echte Basara het onderscheid tussen fictie en realiteit opgeheven.

Over Mongoolse dromen kunnen hele boekwerken geschreven worden. Voor de één is dat een kenmerk van goede literatuur. Een ander zal zich afvragen: wat heb ik nou eigenlijk gelezen?